Executieve functies

Executieve functies (EF) hebben een aansturende en controlerende rol in het gehele doen en laten van een leerling. Daarnaast hebben EF’s invloed op het gedrag en leren. Veel van de aansturing gebeurt onbewust en EF’s worden het meest gebruikt in nieuwe situaties en in mindere mate wanneer de situatie al bekend is of frequenter voorkomt .  Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende executieve functies: taakinitiatie (beginnen aan de opgedragen taak), planning en prioritering, aandacht richten en volgehouden aandacht, emotie regulatie, werkgeheugen, inhibitie (vermogen om je gedrag af te remmen), zelfinzicht en cognitieve flexibiliteit .

Executieve functies zorgen ervoor dat een leerling, nadenkt voordat hij handelt, rationele beslissingen kan maken, impuls beheersing heeft en zich kan concentreren op wat belangrijk is. Ieder kind heeft sterke en zwakke kanten als het gaat om het executief functioneren. Bij leerlingen met een diagnose en/of leerstoornissen zijn de EF's vaak zwakker dan bij leerlingen die dit niet hebben.